Talentontwikkeling: de visie van Peter Jeltema, Hoofd Talentontwikkeling KNVB
"De vraag ’wat is talent’ kent vele antwoorden. Talent is wat mij betreft niet alleen wat je kunt maar ook wie je bent. In het voetbal spreken we al snel van talent. Ik mocht dat woord van wijlen meneer Koeman (vader van Erwin en Ronald) nooit zeggen. Spelers kunnen goed voetballen maar noem ze niet te snel een ‘talent’. Behalve vaardigheden gaat talent namelijk ook over het volhouden van, investeren in, reageren op. En over (zelf)vertrouwen en omgeving. We zien het toch regelmatig; spelers die in een opleiding bij de betere horen, zo niet de beste zijn, maar uiteindelijk niet op het hoogste niveau uitkomen of kunnen renderen. De voorspellende waarde is uiterst moeilijk en vaak niet te doen. Het betekent dat er een grote mate van complexiteit schuilt in het werven en selecteren van jeugdvoetballers."
“Het doel van een eerste elftal van een BVO (Betaaldvoetbalorganisatie) is, op een zo hoog mogelijk niveau spelen, daar succesvol te zijn en het publiek vermaken. Daar hoort winnen en presteren bij om deze doelen te halen. Om deel uit te maken van zo’n team, gaat het niet alleen over specifieke voetbal- of fysieke vaardigheden maar ook om mentale veerkracht."
"De weg naar een eerste elftal van een BVO is lang. In die periode moet een BVO investeren in de aanwezige jeugdspelers met aanleg. Spelers met aanleg zijn ontwikkelbaar en adapteren steeds op een hoger niveau. Ze nemen snel informatie tot zich en weten dit te vertalen naar de juiste keuzes in het spel. Daar is tijd voor nodig. Talentontwikkeling vraag tijd en vooral geduld. Ik ben van mening dat je talenten op een duurzame en bestendige wijze moet willen ontwikkelen. Een enkeling kan sneller maar het gros heeft tijd nodig. Hoe dan ook, het is zeer individueel.”
Ik ben van mening dat je talenten op een duurzame en bestendige wijze moet willen ontwikkelen. Het vraag tijd en vooral geduld.
“Belangrijke pijlers die jeugdspelers moeten leren in hun opleiding zijn: ‘bewustwording, initiatief nemen, verantwoordelijkheid voelen en leren nemen voor hun eigen ontwikkeling’. Dat gaat eveneens bij de een sneller dan bij de ander."
Talent herkennen
“Wat we nu vaak herkennen is hoe het niveau en vaardigheden van een speler zich ten opzichte van andere spelers verhoudt. Bij het werven of selecteren vergelijken we spelers. Het herkennen van potentie en groeiontwikkeling is complex. Daar gaat het niet alleen meer over wat een speler kan maar, veel belangrijker, waar een speler uiteindelijk naar kan uitgroeien. Het enige wat we kunnen doen als een speler vanuit werving geselecteerd wordt is, deze optimaal helpen bij zijn individuele en persoonlijke ontwikkeling, dit proces tijd geven en met de begeleidingsstaf maximale energie steken in de ondersteuning van dit ontwikkelproces.”
“We zijn nog steeds niet in staat om in een selectie van bijvoorbeeld 20 spelertjes in een O.12 team te voorspellen wie uiteindelijk de eindstreep in het betaalde voetbal gaat halen. Maar we selecteren al wel op deze leeftijd en in veel gevallen zelfs nog jonger. De kinderen die dan worden geselecteerd zijn dan de beste van dat moment in hun leeftijdscategorie. Dus als we die lijn langer breder kunnen houden, kunnen we meer kinderen langer bedienen. Er zijn namelijk ook kinderen die pas later opvallen. Het gat is dan echter al gemaakt. Die kinderen krijgen namelijk een geringer aanbod van trainingen en kwaliteit prikkels. Daar verliezen we ook potentiele talenten.”
De Covid-setting was voor FC Groningen interessant, doordat we onderlinge wedstrijden moesten organiseren met de juiste weerstand.
Borgen ontwikkelen van talenten
“Het is natuurlijk niet leuk, dat we door de huidige Covid-maatregelen geen wedstrijden tegen andere tegenstanders kunnen spelen. Deze Covid-setting is echter ook wel weer interessant. Als ik voor FC Groningen mag spreken hebben we bijna hetzelfde trainingsprogramma kunnen ‘draaien’, zoals we dit deden voor de Covid-maatregelen. Wat ontbrak was de wedstrijd in het weekend. Dat hebben we, zoals veel clubs dat hebben gedaan, opgelost met het spelen van elke zaterdag een onderlinge wedstrijd. Het vraagt wat creativiteit om samenstellingen te organiseren met de juiste onderlinge weerstand maar daar lijken we aardig in geslaagd. Binnen die wedstrijden konden alle spelers deelnemen en was er geen sprake van wisselspelers. Iedereen heeft dus ruimschoots gedurende één jaar zijn speelminuten gehad. Superwaardevol aangezien de wedstrijden een goede intensiteit hadden. In de toekomst moeten we gaan kijken wat dit extra oplevert of hoe we dit standaard in het programma kunnen invlechten.
De groep die we het slechts hebben kunnen bedienen was de top van O.18. Normaliter zouden we die meegenomen hebben in delen van het O.21 programma maar door Covid was daar een scheiding door de regel ‘sporten tot 17 jaar’. Ook hier gaan we het effect van zien.”
“Spelers ontwikkelen zich tijdens trainingen en wedstrijden. Je zou kunnen stellen dat die trainingen ongeveer 90% van de tijd in de week zijn. Dat betekent dat slechts een klein deel van de tijd uitgaat naar de wedstrijd. In de opleiding is wat mij betreft de wedstrijd dan ook een middel. Onderdeel van het programma van de week. Dat is anders dan bij het eerste elftal. Daar staat presteren voorop. Het wil niet zeggen dat de wedstrijd voor opleidingsteams niet belangrijk zijn, in tegendeel. De spelers moeten er alles aan doen om die wedstrijd te willen winnen. Zo jong als ze zijn. Het gaat er mijns inziens wel om hoe je daar als coach, als opleiding mee omgaat. Hoe je die wedstrijd benut.”
Plezier
“Ik vind plezier belangrijk in mijn werk. Plezier in de zin van uitdaging. Dat kost geen energie maar dat geeft energie. Dat werkt net zo voor (jeugd)spelers. Trainingen moeten uitdagend zijn en moeten een hoge norm hebben. Dat geldt op ieders niveau. Dan gaan spelers de trainingen ook met een voldaan gevoel ervaren. Daar ligt een plicht voor iedere trainer.”
“Plezier is ook de teamspirit; het samen willen winnen, elkaar steunen, de sociale omgang met elkaar en het krijgen van een gemeenschappelijke band. Spelers moeten het ook stomweg hartstikke leuk vinden wat ze doen. De trainer die dat voor elkaar krijgt heeft én een succesvol team maar levert uiteindelijk ook succesvolle spelers af.”
Differentieel leren
“Variatie in oefenvormen en onder wisselende omstandigheden acties uitvoeren, is een pré. Eenzijdig bewegen is niet goed voor de motorische ontwikkeling van kinderen. Dat is geen nieuws meer lijkt mij. Ook voor jonge voetballers is een breed motorische ontwikkeling aan te bevelen. Dat kan met een aanbod van andere sporten maar er zijn ook zeker aspecten die heel goed te organiseren zijn in voetbaltrainingen. Situaties steeds veranderen waardoor beslissen en handelen aanpassing vraagt. Niet veranderen om het veranderen maar bewust veranderen.”
De ideale coach biedt structuur, werkt planmatig, geeft individueel aandacht maar beschikt ook over de vaardigheid een team te smeden en te laten renderen, geeft verantwoordelijkheid en reflecteert daarop, stimuleert motivatie en uitdaging.
Vaardigheden coach
“De ideale coach biedt structuur, werkt planmatig, geeft individueel aandacht maar beschikt ook over de vaardigheid een team te smeden en te laten renderen, geeft verantwoordelijkheid en reflecteert daarop, stimuleert motivatie en uitdaging. De trainer/coach is in staat (jonge) spelers te ontwikkelen en aan te moedigen, snapt welke ontwikkeling past bij welke leeftijdscategorie en wil maximale kwaliteit leveren. Ofwel, een heel goed voorbeeld zijn.”
“De ideale coach kan een oud profvoetballer zijn maar dat kan ook zondermeer een coach zijn vanuit een andere achtergrond. Het gaat erom dat ze voldoende competent zijn en over de juiste vaardigheden beschikken. Er kan geen trainer het veld op zonder dat daar een gedegen opleiding onder ligt. Binnen FC Groningen hebben we een hele mooi mix waardoor de trainers elkaar als team versterken.”
Start jeugdprogramma’s
“Zoals aangegeven ben ik voor duurzaam en bestendig opleiden. Om deze reden denk ik dat het goed is om bij een BVO te starten met een selectieteam rond de leeftijd van 12 jaar. BVO’s hebben circa zeven, acht jaar nodig om spelers optimaal te kunnen ontwikkelen. Dan is de speler nóg maar 20 jaar en zijn ze zeker nog niet compleet en uitontwikkeld.
Indien een BVO start met het opleiden van spelers van 12 jarige leeftijd, dan is het wel noodzakelijk, dat kinderen die kans maken om geselecteerd te worden, vóór deze leeftijd de juiste voetbalopleiding krijgen. Hiermee bedoel ik niet alleen het leren van technische vaardigheden maar ook trainingen, waarbij de motorische ontwikkeling gestimuleerd wordt.
Hier ligt wel een enorme uitdaging en dit is één van de redenen dat BVO’s jonger selecteren. Het idee daarbij is dat de spelers die dan geselecteerd zijn ‘in ieder geval een goed aanbod van trainingen krijgen’. Dat zal ook zonder meer zo zijn maar het is zeer tegenstrijdig in de wetenschap dat de voorspellende waarde bij het selecteren in deze leeftijd nihil is. In die zin zijn we binnen het voetbalsysteem gebonden. Wanneer een 12-jarige speler geselecteerd is voor een BVO gaat hij waarde vertegenwoordigen middels het zogenaamde poolreglement en is een overstap naar een andere BVO een drempel.”
“Het is daarom goed dat de BVO’s verantwoordelijkheid nemen voor het achterland. Immers, daar komen de meeste spelers uit voort. Geen profvoetbal zonder amateurvoetbal. Per BVO kan zo’n plan uiteraard verschillen. Dat is enerzijds afhankelijk van visie en anderzijds van de regio. Hier ligt de kans een grotere groep spelers langer in beeld te houden om uiteindelijk de beste keuze te maken in het werven en selecteren van spelers. In zo’n systeem leer je spelers kennen en is er beter zicht op potentie en ontwikkeling. Zo geef je ze meer tijd om te kunnen aansluiten.”
Ouders
“De spelers brengen de meeste tijd door bij hun ouders. Zij zijn een belangrijke schakel binnen de ontwikkeling van de speler. Ik denk daarom dat het goed is ze mee te nemen in de manier van werken, proces en keuzes die gemaakt worden. Niet overmatig maar wel duidelijk. Een club moet bij de eerste introductie met de ouders duidelijk aangeven waar de club voor staat en welke verwachtingen ze hebben van wat ouders wel en misschien juist niet doen. Ook ouders krijgen, naarmate hun kinderen hoger komen te spelen, te maken met allerlei randzaken. Ouders moeten zich hierin ook ontwikkelen. De ene ouder kan hier beter mee omgaan dan de andere. Een topsportouder zijn kan best moeilijk zijn. Betrek ze en informeer ze dus, is mijn advies.”
Wat zou je in het huidige opleiden willen veranderen?
“De manier van opleiden is door de jaren heen al aardig beïnvloed geraakt. Dat zijn geleidelijke stappen. Neem de rol van de wetenschap in de sport, het aanbod van fysieke training, de integratie van videoanalyse, het ontwikkelen van het zelfregulerend vermogen of in deze tijd het onderzoek op invloed van breinfactoren op een carriere. Allerlei facetten die langzaam aan een plek gekregen hebben of krijgen en waarvan gebruik gemaakt wordt.
Voetbal is een complexe, open skill sport. We moeten dus zorgen voor goede trainers of coaches voor iedere voetballer, en daar zijn we nog lang niet.
Voetbal is ook een sport waar ‘brood’ in zit. Met andere woorden: waar veel mensen ontwikkeling willen laten etaleren (lees; verkopen). Laten we alsjeblieft niet voorbij gaan aan het feit dat voetbal ook een heel specifieke en complexe (open skill) sport is. Zorg ervoor dat de inhoud goed en uitdagend is voor elke voetballer, op elk niveau, zowel bij jongens als meisjes. Dus dat iedere voetballer een goede trainer of coach heeft, is van het grootste belang. Daar zijn we nog lang niet. Werk aan de winkel dus.
Nederland kent een geweldige infrastructuur binnen de sport en in het bijzonder het voetbal. Ieder kind kan in zijn of haar eigen omgeving starten met voetbal en de voetbalpiramide geeft ruimte om elk kind op niveau te bedienen. Wat een rijkdom. Daar komen altijd weer goede voetballers uit voort. We hebben met elkaar dus een geweldig systeem. Dat koesteren en op inhoud bijdragen is hetgeen waar ik mij graag voor inzet. Het bijdragen aan de ontwikkeling van dit proces, en daarbinnen van (jonge) mensen, is mijn ambitie. Daar sta ik elke dag voor op.”
Bron: Blog Patrick van Bruggen