Het Belgische voetbal in 2030 (deel 2) door Trudo Dejonghe
Dit is het tweede en laatste deel van 'Het Belgische voetbal in 2030', met uitgebreide aandacht voor het amateurvoetbal.
Lees deel 1 over het professionele voetbal hier.
DE BUBBEL VAN HET AMATEURVOETBAL
De coronacrisis zorgde voor een grote schok in de amateursporten maar was eigenlijk een wake-upcall voor een falend business model. De populaire kranten huilden aanvankelijk met de wolven in het bos met titels als “Einde dreigt voor 1 op de 12 clubs” of “Gedaan met galamatch: amateurvoetbal slaakt noodkreet”. Maar na een tijd kwam dan toch de ware problematiek naar boven in titels als “Per maand 1.000 euro of meer verdienen aan een hobby. Dat is niet normaal” of “Nog tien jaar sjotten en mijn huis is afbetaald” als bemerking van een anonieme getuige die op deze wijze de zogenaamde problematiek van het amateurvoetbal aankaartte. Het amateurvoetbal leeft al decennia in een bubbel waarbinnen men het normaal vindt dat spelers betaald worden en waar erbuiten een omerta bestaat.
Enkel het grijsgedraaide argument “de sociale functie voor de jeugd en de daaraan gekoppelde hoge kosten” werd gretig door regionale journalisten overgenomen aangezien deze laatsten schatplichtig zijn aan de amateurclubs voor hun inkomen per gepubliceerd lijntje. De anonieme getuigen stelden in de artikels dat er door te voetballen op amateurniveau, naast tekengelden van enkele tienduizenden euro in een enveloppe of voordelen in natura, een bijkomend al dan niet zwart maandloon kon worden verdiend. En dat hierdoor het huis op enkele jaren kon worden afbetaald en dat er zelfs op het laagste niveau van vierde provinciale al enkele honderden euro per maand meegegrabbeld konden worden.
Een voorzitter van een club uit de tweede amateurklasse stelde zelfs dat 7.000 euro per jaar om viermaal per week met je hobby bezig te zijn veel te weinig was.
Trudo Dejonghe
Een voorzitter van een club uit de tweede amateurklasse stelde zelfs dat 7.000 euro per jaar om viermaal per week met je hobby bezig te zijn veel te weinig was en nog een andere voorzitter beweerde in “De Zevende dag” dat hij een voorstander was van een salarisplafond per reeks ook al trok hij voor volgend seizoen reeds een speler aan voor zijn club in eerste provinciale die zelfs clubs op hoger niveau niet konden betalen. Een voorbeeld wat dat betreft is speler X die woont in Brugge en er vertrekt bij een eerste nationaler in de amateurklasse die 50 km van zijn woning gelegen is, naar een “ambitieuze” tweede nationaler waar hij eveneens 50 km moet pendelen omdat hij het project van Franse investeerders in de club die hij verlaat niet goed kan inschatten. Deze en vele andere voorbeelden zijn massaal terug te vinden in de regionale pagina’s van de populaire kranten.
SPELERS ALS SPRINKHANEN
De oorzaak van de exponentiële groei van de betaalde bedragen is net zoals bij het professionele voetbal te vinden bij het Bosman-arrest. Voor Bosman sloot je je als jongen aan bij een lokale voetbalclub en was je verplicht om daar te blijven als ze je niet loslieten of er geen transfergeld betaald werd. De ouderen onder ons herkennen het misschien nog dat alle spelers, jong en oud, die niet meer naar training of wedstrijden kwamen tweemaal per jaar een uitnodiging via de post in de bus kregen om te komen trainen. Hiermee kon de club “aantonen” dat je nog steeds lid was. Na 1995 veranderde dit en kon iedereen na het seizoen zomaar naar een andere ploeg overstappen en werd er een aansluitingskaart getekend voor één jaar.
In interviews op regionale pagina’s beweren spelers dat ze “geloven in het project van hun nieuwe club” of “een nieuwe uitdaging zochten”. In werkelijkheid heet dit project of uitdaging “euro’s op mijn bankrekening”.
Trudo Dejonghe
Het resultaat is dat in een win-maximaliserende omgeving het aantrekken van de betere spelers centraal staat. Vele spelers worden, door het ontbreken van langdurige verbintenissen, hierdoor na het spelen van enkele wedstrijden bij club A al gecontacteerd door club B voor het volgende seizoen. Het gevolg is een opbod waarbij vele clubs de middelen uit hun totale werking doorsluizen naar de premies. Vele van deze spelers zijn huurlingen die ooit bij de jeugd van een professionele club speelden maar wegens tekort aan talent een stapje dienden terug te zetten en toch de sterallures bleven behouden. In de regionale pagina’s van de kranten wordt hier niets over gepubliceerd. Vandaag vind je enkel artikeltjes over “Onze kern voor volgend jaar is reeds vastgelegd”, “We trekken versterking aan”, “Onze sportief manager (sic) is nog op zoek naar…”. Ze springen als sprinkhanen van club naar club en laten in sommige gevallen een financiële woestijn achter. In interviews op regionale pagina’s beweren ze dat ze “geloven in het project van hun nieuwe club” of “een nieuwe uitdaging zochten”. In werkelijkheid heet dit project of uitdaging “euro’s op mijn bankrekening”.
Het aantal clubs in het amateurvoetbal gaat door “overspending” jaar na jaar achteruit. Bij het behouden van het huidige business model zal het amateurvoetbal blijven krimpen en evolueren naar een insider model waarbij enkel zij die direct met de clubs verbonden zijn nog interesse voor de prestaties zullen hebben. Op de lange termijn is dit natuurlijk nefast voor de sport want het is en blijft een sport die gedragen en beoefend wordt door een brede laag van de bevolking. Naast het Balthazar Boma-syndroom, waarbij een lokale “sugar daddy” om één of andere reden vindt dat zijn club moet promoveren en streven naar het maximale sportieve succes, heb je natuurlijk een aanbod van in de professionele clubs afgedankte jonge spelers die graag profiteren van het manna dat kwistig rondgestrooid wordt.
Het resultaat is dat de lokale clubs vervreemden van hun basis en het aantal toeschouwers en daardoor ook de lokale ondersteuning afkalft. Het eerste elftal staat bij vele van deze clubs ver van de lokale realiteit waardoor doorstroming van eigen jongeren heel beperkt is en in sommige gevallen dan als doekje voor het bloeden een B-elftal in de lagere provinciale afdelingen opgestart wordt. In sommige gevallen stopt Balthazar plots met sponsoring en is door de vervreemding van de lokale gemeenschap geen gestructureerde onderbouw en vrijwilligers meer aanwezig. Dit leidt dan tot een fusie die in vele gevallen het verdwijnen van de club en haar verankering betekent.
TERUG NAAR DE BASIS
De toekomst van het amateurvoetbal situeert zich eerder in een duurzame transformatie ingebed in de lokale gemeenschap. Een opbouw van een club vanuit de basis waarbij spelers, ouders en supporters zich gewaardeerd voelen en niet gebruikt worden als toeleverancier van cashgeld dat dan vlug doorgesluisd wordt naar de spelers en de omkadering van het eerste elftal. Het ideale is dat een club boekhoudkundig is opgesplitst met op financieel vlak niet-overbrugbare barrières tussen de jeugdwerking en de volwassenenwerking. De middelen gegenereerd in de kantine, op eetfestijnen, tijdens taart- of andere verkopen, de lidgelden… gaan dan integraal naar het onderhoud en de uitbouw van de jeugdclubs waarvan de meeste spelers uit de lokale gemeenschap komen. Het resultaat is dat de bevolking terug vertrouwen in de club zal krijgen en vlugger geneigd zal zijn om mee te helpen bij diverse activiteiten. De lokale verankering en positieve uitstraling van een dergelijk duurzaam beleid zal op termijn resulteren in meer steun uit het bredere publiek en de lokale potentiële sponsors.
Er is geen besef van maatschappelijke vervreemding en men vindt de anwezigheid van zogenaamde vedetten en goed betaalde sportieve managers en trainers heel normaal.
Trudo Dejonghe
Het eerste elftal en de andere ploegen die niet tot de jeugd behoren moeten eveneens voor hun eigen middelen zorgen en daar kan sponsoring natuurlijk een grote maar soms gevaarlijke bijdrage aan leveren. Zeker indien deze bron van inkomsten niet gediversifieerd is en de club bijna volledig afhankelijk is van Balthazar. Een ander gevaar is de sportieve barrière tussen jeugd en A-elftal. In het professionele voetbal begrijpen de fans wel dat de relatie tussen de herkomst van de spelers en de eigen jeugd soms moeilijk is waardoor vele spelers aangekocht dienen te worden. In het amateurvoetbal is dit begrip er niet. De mensen die ingebed zijn in het systeem merken dit niet door de aanwezigheid van hun tunnelvisie waarbij sportief succes centraal staat. Ze hebben geen besef van hun maatschappelijke vervreemding en vinden de aanwezigheid van zogenaamde vedetten en goed betaalde sportieve managers en trainers heel normaal. In hun steeds kleinere ons-kent-ons milieu blijven ze het foute business model ondersteunen en het logisch vinden en waren ze waarschijnlijk heel verwonderd dat ze helemaal achteraan stonden als het over overheidssteun ging.
Het duurzame voetbalmodel
Het duurzame voetbalmodel bestaat uit een goed uitgebouwde en naargelang het niveau van de clubs hiërarchisch opgebouwde jeugdwerking. Zo zouden de provinciale clubs hun jeugdspelers voornamelijk lokaal moeten rekruteren en de clubs in de nationale reeksen van de amateurliga als eerder een regionale jeugdwerking moeten hebben.
Het A-elftal zou op de jeugdwerking gebouwd moeten worden waardoor de binding met de basis aanwezig zou blijven en de toeschouwers en vrijwilligers terug naar het stadion zouden komen.
Trudo Dejonghe
Het A-elftal zou hier verder op gebouwd moeten worden waardoor de binding met de basis aanwezig zou blijven en de toeschouwers en vrijwilligers terug naar het stadion zouden komen omdat ze eventueel zelf met iemand samengespeeld hebben die nu in het A-elftal terechtgekomen is of omdat het iemand uit hun gemeenschap is.
Sommige clubs hebben reeds de oefening gemaakt en zijn uit de race naar succes gestapt omdat ze zich financieel verbrand hebben. In iedere provincie kunnen we clubs terugvinden die zich herbronnen of teruggaan naar de basis. Zo stopte in mijn dorp JV De Pinte dat aan de leiding stond in de hoogste provinciale afdeling in 2017/18 en begonnen ze opnieuw in vierde provinciale, maar enkel met eigen jeugd. Het stopzetten haalde zelfs de regionale televisie waar de echte reden natuurlijk niet werd vermeld. De spelers waren verrast door het besluit om het seizoen 2018/19 in de laagste afdeling te starten want ze waren toch een hechte groep.
Het duurde niet lang voor de spelersvertegenwoordiger naar het bestuur kwam met de vraag of de premies voor het lopende seizoen zouden betaald worden. Na het verder legen van de reeds lege clubkas vertrokken al deze spelers voor een nieuwe uitdaging naar een andere club en bleef JV De Pinte met schulden achter. Vandaag speelt de club in de laagste afdeling met eigen jeugd, komen de toeschouwers terug kijken en is de financiële put gedempt. Dit verhaal kan je ook vandaag nog knippen en plakken bij vele clubs want zolang het “geld” niet aangepakt wordt en de RBFA niet drastisch ingrijpt zal de Titanic verder varen.
Dit was het tweede en laatste deel van 'Het Belgische voetbal in 2030'.
Lees deel 1 over het professionele voetbal hier.