Home  >   Het Belgische voetbal in 2030 (deel 1) door Trudo Dejonghe
Het Belgische voetbal in 2030 (deel 1) door Trudo Dejonghe
Het Belgische voetbal in 2030 (deel 1) door Trudo Dejonghe

Het Belgische voetbal in 2030 (deel 1) door Trudo Dejonghe

Kalender maandag 22 maart
Sporteconoom Trudo Dejonghe en VoetbalXprt werpen een blik op de toekomst in de reeks 'Het Belgische voetbal in 2030'. In deel 1 bespreekt hij de situatie waarin de profclubs zich momenteel bevinden en de uitdagingen die daar op termijn mee gepaard gaan. Zijn Belgische profclubs futureproof, of zullen ze hun verdienmodel moeten aanpassen om te overleven?

Dit is het eerste deel van 'Het Belgische voetbal in 2030', met uitgebreide aandacht voor het profvoetbal.
Lees deel 2 over het amateurvoetbal hier.

 
HET BELGISCHE TRANSITMODEL

Het professioneel voetbal in ons land heeft, net zoals in andere landen, te lijden onder de pandemie. Een pandemie die zou kunnen resulteren in een nog groter financieel bloedbad. De vraag die we ons hierbij kunnen stellen is hoe de Belgische clubs dit zullen overleven en welke andere veranderingen in de nabije toekomst om de hoek loeren. Vandaag bestaat het professionele voetbal in ons land uit twee afdelingen met in totaal 23 clubs en dan nog enkele zogenaamde profclubs die, tegen beter weten in, vertoeven in het voorgeborchte van de hoogste amateurklasse.

Het zorgt ervoor dat de gemiddelde leeftijd van de kernen in ons land bij de laagste in Europa ligt maar dat het aantal niet-Belgische en spelers van buiten de Europese Unie bij de hoogste cijfers terug te vinden is.

Trudo Dejonghe

Het Belgisch model kent binnen zijn kleine nationale markt enerzijds teveel professionele clubs en is anderzijds gestoeld op een transitmodel van spelerstalenten. Het transitmodel of doorgeefluik is een verdienstructuur waarbij onafgewerkte jonge al dan niet geïmporteerde spelers na het ondergaan van een opleiding als min of meer afgewerkt product met winst doorverkocht moeten worden. Het zorgt ervoor dat de gemiddelde leeftijd van de kernen in ons land bij de laagste in Europa ligt maar dat het aantal niet-Belgische en spelers van buiten de Europese Unie bij de hoogste cijfers terug te vinden is.

trudodejonghe

De Belgische competitie is met andere woorden een doorvoerland van voetbaltalent waarbij bepaalde spelers slagen en naar de rijkere competities gaan, andere spelers mislukken en via allerhande uitleendiensten hun waarde proberen te behouden (maar uiteindelijk meestal verdwijnen naar nog kleinere competities) of oudere al dan niet afgeschreven producten terugkeren om te genieten van de goede verloningen in ons land. 

FISCALE EN SOCIALE VOORDELEN

De reden dat België - economisch de 11de competitie van Europa - als “Stepping Stone League” en dus als opleidingscentrum heel interessant is, kunnen we vinden bij de lakse fiscale, sociale en andere wetgeving voor professionele sporten in ons land. Vandaag moeten professionele sporters en hun werkgevers slechts sociale zekerheid betalen op een maximaal fictief loon van ongeveer 2.400 euro per maand terwijl het gemiddeld effectief loon veel hoger ligt. Hierdoor krijgen ze in totaal een korting van meer dan 70 miljoen euro per jaar.

Buitenlandse clubeigenaars vinden in België een goedkoop uitstalraam voor hun talenten, in een relatief goede competitie.


Een analoog verhaal merken we bij de inkomensbelasting waar hun lonen niet de normale belastingschijven volgen en vanaf 40.360 euro vijftig procent belast worden. Voor professionele sporten bestaan uitzonderlijke aanslagvoeten van 16,5 en 33 procent naargelang de leeftijdsgrens van 26 jaar en het totale loon waardoor terug 100 miljoen “gespaard” zou kunnen worden. Onder bepaalde voorwaarden moet bovendien slechts 20 procent van de ingehouden bedrijfsvoorheffing doorgestort worden. Deze beide regels gecombineerd met het niet beperken van het aantal spelers van buiten de Europese Unie in ons land, leidde tot ons transitmodel en niet tot een model waarbij de clubs de niet-betaalde sommen aan fiscus en sociale zekerheid in een spaarpotje stopten.

De slechte financiële situatie van vele clubs gecombineerd met de aanzienlijke voordelen zorgden ervoor dat de clubs opgekocht werden door buitenlandse eigenaars. Zij bekeken het als een goedkope investering voor hun talentontwikkeling en creëerden op deze manier een win-win situatie. De clubs konden blijven bestaan en de buitenlandse eigenaars hadden een goedkoop uitstalraam in een relatief goede competitie om hun producten te laten rijpen. Het gevolg was dat het aandeel buitenlandse spelers in onze competitie na Cyprus het hoogste van Europa was en het aandeel spelers van buiten de Europese Unie op onze velden 30 procent bedroeg. 

geld_bal


VERDIENMODEL ONDER DRUK

Dit model zal in de nabije toekomst echter onder druk komen te staan. De clubs hebben enerzijds de niet te betalen fiscale en andere bijdragen niet gebruikt als buffer voor slechte tijden en anderzijds heeft de federale regering al enkele jaren de intentie om de gunstmaatregelen aan te passen of in het slechtste geval af te schaffen. Momenteel hebben diverse politieke partijen wetsvoorstellen klaarliggen waarvan de belangrijkste zijn: 

  • de leeftijdsgrens voor het gunsttarief van 16,5 procent te verlagen naar 23 jaar of zelfs volledig af te schaffen;
  • de vrijstelling van het doorstorten van de bedrijfsvoorheffing te verminderen, al dan niet gradueel in de tijd volledig af te schaffen of strengere eisen aan bestedingsmogelijkheden op te leggen waarbij het geld dan minder naar andere lonen zou kunnen gaan maar eerder naar jeugdopleiding, medische begeleiding en infrastructuur;
  • de gunstvoorwaarden inzake sociale zekerheid afschaffen of tot een bepaald bedrag aan gunstregime laten blijven verderlopen omdat naast voetbal ook andere sporten van deze maatregel genieten en de lonen in de zogenaamde kleinere sporten meestal lager liggen waardoor de sector minder hard zou worden getroffen. Alle bedragen boven deze grens zouden dan aan het normale tarief moeten bijdragen;
  • het minimumloon voor spelers van buiten de Europese Unie, dat momenteel ongeveer 85.000 euro bedraagt, zou verhoogd worden met 120 tot 150 procent van het gemiddelde loon in onze competitie of omgerekend tot ongeveer 350.000 tot 400.000 euro

Een speler met een toegevoegde waarde die kwalitatief hoger is dan de gemiddelde zal in Nederland een meer dan gemiddeld loon voor krijgen.

Trudo Dejonghe


Dit laatste punt werd afgekeken van de Nederlandse competitie waar terecht wordt geredeneerd dat een buitenlandse arbeidskracht een meerwaarde moet zijn voor het eindproduct “professioneel voetbal”. Een speler met een toegevoegde waarde die kwalitatief hoger is dan de gemiddelde zal daar een meer dan gemiddeld loon voor krijgen. Dit vertaalde zich in een redenering waarbij spelers van 18-19 jaar 75 procent van het gemiddeld loon in de competitie moeten verdienen en spelers ouder dan 19 jaar 150 procent of omgerekend voor het recentste seizoen respectievelijk 220.000 euro en 440.000 euro waardoor slechts 9 procent van de spelers niet uit de Europese Unie kwamen.

ZWARE GEVOLGEN

De gevolgen van deze reeds lang te verwachten en aangekondigde maatregelen door de federale meerderheid en oppositiepartijen zijn heel duidelijk maar vele clubs en hun belangenorganisaties hebben via diverse al dan niet politieke contacten de uitwerking van deze wetsvoorstellen proberen af te remmen of tegen te houden. De meeste clubs panikeren want door het ontbreken van een buffer konden ze al met moeite de gevolgen van de pandemie de baas en de bijkomende ingrepen zullen tot nog meer financiële ademsnood leiden. Het huidige businessmodel zal, bij het in voege treden van enkele of alle van de geplande wetsvoorstellen, onder druk komen te staan. Vele van de Belgische clubs draaien zelfs met de huidige gunstmaatregelen jaarlijks rode cijfers en werden opgekocht en ondersteund door buitenlandse eigenaars.

Deze buitenlandse eigenaars kochten in ons investeringsparadijs voor een habbekrats de noodlijdende clubs op en transformeerden ze tot satellietclubs waarin ze met een kleine investering een potentieel hoog rendement zagen. Deze korte termijn redenering zorgt ervoor dat de fans en de lokale omgeving vervreemden van de club en de lokale steun geleidelijk aan afnam. Zo betaalde de City Football Group, eigenaar van onder andere Manchester City, slechts 2 miljoen euro voor Lommel SK maar kreeg ze de club eigenlijk gratis aangezien ze de schulden van de club afbetaalden en een werkingsbudget voorzagen met dit bedrag. Vandaag is meer dan de helft van de Belgische profclubs in buitenlandse handen en het zijn vooral de “kleinere” clubs die hieraan ten prooi vielen.

Het gevolg is een toekomst met een beperkt aantal goed verankerde traditionele clubs en met een stevige fan-basis die, indien het nog niet gebeurd is, zullen overstappen naar een moderne bedrijfsvoering binnen een nieuw economisch en wettelijk kader.

Trudo Dejonghe


In de nabije toekomst zullen vele gunstmaatregelen geheel of gedeeltelijk wegvallen en zal de toegang voor spelers van buiten de Europese Unie wel eens beperkt kunnen worden. Vele buitenlandse eigenaars zullen het rendement van hun investering sterk zien dalen waardoor ze zich weleens zouden kunnen terugtrekken uit onze markt. Het ontbreken van financiële buffers bij vele van onze profclubs gecombineerd met de jaarlijkse verliezen die eventueel door de buitenlandse eigenaars op regelmatige basis aangevuld worden, zou op korte termijn wel eens tot een massale verdwijning van vele clubs kunnen leiden. Een deel van de 23 clubs die we vandaag kennen en de enkele clubs uit de amateurliga (die om niet te begrijpen redenen nog de sprong willen wagen naar wat voor hen het walhalla van het voetbal schijnt te zijn maar eerder een grote diepe financiële put zal blijken te zijn), zullen wetens de nieuwe economische wetmatigheden verdwijnen.

cornervlag_veld_amateur_jeugd


De Belgische clubs zullen plots geen buitenlande filialen meer zijn en terug op eigen financiële benen moeten staan. Velen van hen zullen falen en een doorstart op een lager niveau kennen waarna ze na een grondige herstructurering en een lokale of regionale verankering uit hun as zullen herrijzen in de amateurklasse. Na enkele jaren van bezinning over de gemaakte fouten en over de reden waarom ze vervreemd raakten van hun vroegere eigenheid, zullen sommige van hen terug op “eigen benen” kunnen doorgroeien naar de professionele reeksen. Het gevolg is een toekomst met een beperkt aantal goed verankerde traditionele clubs en met een stevige fan-basis die, indien het nog niet gebeurd is, zullen overstappen naar een moderne bedrijfsvoering binnen een nieuw economisch en wettelijk kader.


VOORUIT KIJKEN

De economische modernisering van de clubs is een noodzakelijke voorwaarde voor hun toekomst maar is ‘an sich’ niet voldoende. Naast de clubs moeten ook de overkoepelende structuren een grondige vernieuwing doorstaan en dienen deze zich te spiegelen aan de organisatiestructuur van de Amerikaanse professionele ploegsporten. Een “League”-bestuur moet onafhankelijk zijn van de diverse clubs en de clubs moeten bij toetreding de reglementen integraal aanvaarden zodat de externe investeerders niet afgeschrikt worden door processen die aangespannen worden voor diverse rechtbanken. Op dat ogenblik en alleen op dat ogenblik kan misschien een volgende stap worden gezet waarbij de Belgische clubs naar boven kijken en naar een supranationale competitie zoals de Beneliga, maar daar gaan we graag een volgende keer op door.

Dit was deel 1 van 'Het Belgische voetbal in 2030'. 
Lees hier deel 2 over de toekomst van het amateurvoetbal.

Deel dit artikel op social media

Gerelateerde artikelen