De wetenschap achter agility in het voetbal
De KNVB stelt terecht dat spelers leren voetballen door... te voetballen. Hoe kleiner het verschil tussen de situatie van de training en die van de wedstrijd, hoe groter de kans dat spelers het geleerde ook toepassen in de wedstrijd. Het idee dat er 'echt' wordt gevoetbald motiveert ze. Spelers leren het best in vereenvoudigde spelsituaties voetballen (KNVB, 2021). In de hedendaagse voetbalcultuur zijn er vele visies over het laatstgenoemde. Neem bijvoorbeeld de 'Coerver' methode die juist aandacht schenkt aan het vereenvoudigen van verschillende bewegingen. De ladders en de geïsoleerde bewegingen vallen hier ook onder. Vanuit de wetenschap is hierover veel geschreven en veelgebruikte term die steeds weer terug komt is 'agility'. Maar wat houdt deze term nu precies in en wat is het verband met voetballen?
Er zijn verschillende visies en inzichten over wat de term nu precies inhoudt. Agility is klassiek gedefinieerd als simpelweg het vermogen om snel en nauwkeurig van richting te veranderen (Barrow & McGee, 1971; Bloomfield, Ackland, & Elliot, 1994; Clarke, 1959; Mathews, 1973, Johnson & Nelson, 1969). Het vermogen om van richting te veranderen is in veel teamsporten van belang. Wetenschapper Chelladurai publiceerde in 1976 een studie waarbij hij deze veranderingen is gaan kwalificeren. Deze kwalificatie van agility is opgedeeld van eenvoudige sportsituaties tot zeer complexe situaties. Bekijk hier de volledige kwalificatie van agility volgens Chelladurari:
Zoals je in de bovenstaande tabel kunt lezen zijn er volgens Chelladurai verschillende gradaties van agility. In zijn visie heeft elke sporter te maken met bepaalde moeilijkheidsgraad of weerstanden. De sportkeuze (en het niveau) is in dit geval van invloed hoe snel en nauwkeurig de atleet zijn lichaam moet veranderen. Deze visie geeft een overzichtelijk beeld hoe aglity geïnterpreteerd kan worden in verschillende sporten. Het zegt echter niks wat er concreet in het lichaam gebeurt tijdens bijvoorbeeld een voetbalwedstrijd.
Agility kan volgens de onderzoekers in twee hoofdcomponenten worden verdeeld namelijk: (a) het veranderen van richting en (b) snelheid en perceptuele- beslissingsfactoren.
Onderzoekers Young, James en Montgomery publiceerden in 2002 een verhelderend diagram waarin dit werd geïllustreerd. Agility kan volgens de onderzoekers in twee hoofdcomponenten worden verdeeld namelijk: (a) het veranderen van richting en (b) snelheid en perceptuele- beslissingsfactoren. Zie hieronder het uitgewerkte figuur volgens Young et al., 2002:
Een oplettende lezer zal direct het verschil opmerken tussen het bovenstaande plaatje en de tabel van Chelladurari. Het grote verschil is dat perceptuele en beslissingsvaardigheden in mindere mate toepasbaar is in de eerste twee regels van de tabel die Chelladurari omschrijft. Zo veranderen hardlopers van richting die 'voorgeprogrammeerd' is. Dit wordt in de wetenschap ook wel 'closed' skills genoemd. Hier tegenover staan de 'open skill' sporten als voetbal of andere teamsporten.
Een voetballer zal zijn sprint altijd aanpassen aan de omgeving (Tegenstanders en medespelers). Om dit succesvol te doen zal hij of zij dus de omgeving moeten scannen, anticiperen, patronen herkennen en inschatten wat de situatie precies nodig heeft. Voor deze nadenk taak wordt vaak de term 'cognitie' gebruikt. Dit laatste is het grote verschil tussen 'open' en 'closed' skill sporten. Om die reden definiëren onderzoekers agility als: "Een snelle beweging van het hele lichaam met verandering van snelheid of richting als reactie op een stimulu" (Sheppard, 2003). Voor voetbal betekent agility dus dat een speler snel accelereert of vertraagt om een tegenstander te ontwijken, deze actie is niet vooraf gepland maar beïnvloed door tegenstanders (stimuli) (Baechle, 1994; Chelladurai, 1976; Draper & Lancaster, 1985; Johnson & Nelson, 1969; Semenick, 1990). Onderzoekers Sheppard en Young beschrijven de volgende eisen aan agility:
- Een beweging waarbij het lichaam verandert van richting, versnelt of afremt
- Moet een beweging van het hele lichaam omvatten
- Veranderbare ruimtes en tijd
- Betreft fysieke en cognitieve componenty, zoals herkenning van een stimulus en de uitvoering van een fysieke actie
Met deze kennis in het achterhoofd gaan we even weer terug naar de praktijk. Zoals in de introductie al gezegd is, zijn er vele trainers en coaches die gebruik maken van ladders of andere methodieken om spelers bijvoorbeeld lichtvoetiger te maken. Het probleem met deze trainingsmethode is dat er slechts een subonderdeel getraind wordt volgens het figuur van Young. Het gaat hierbij dan alleen om 'Het veranderen van richting en snelheid' zonder nadenk of cognitief element. Terwijl dit voor het nadenken en het reageren op omstandigheden belangrijk is voor voetballers.
Hoe kleiner het verschil tussen de situatie van de training en die van de wedstrijd, hoe groter de kans dat spelers het geleerde ook toepassen in de wedstrijd.
Ladders en vergelijkbare producten kunnen zeker nuttig zijn om lichtvoetigheid te trainen, maar als je agility wilt trainen is toch meer nodig. Voetbal blijft een sport waarbij spelers het lichaam continu moeten aanpassen aan omstandigheden. Hierbij blijft het continu: visueel scannen, anticiperen, patronen herkennen en inschatten wat de situatie precies nodig heeft. De KNVB onderschrijft dit ook in zijn visie: hoe kleiner het verschil tussen de situatie van de training en die van de wedstrijd, hoe groter de kans dat spelers het geleerde ook toepassen in de wedstrijd.
Misschien klinkt dit alles wat abstract en wetenschappelijk, echter agility komt vaker voor dan je denkt. Denk bijvoorbeeld eens aan tikkertje of andere leuke spelletjes die kinderen op straat spelen. Ook in het bewegingsonderwijs wordt er onbewust veel met agility gedaan. Ook op de voetbalvelden zie je vele leuke agility oefeningen voorbij komen. Dit kunnen simpele reactie – sprintspelletjes zijn, met of zonder bal.
Bekijk hieronder ook het inhoudelijke filmpje van bovenstaande theorie:
Dit artikel kwam er in samenwerking met Sportbrein.com